Straight to content

We leven langer, niet iedereen kan langer doorwerken

Ogenschijnlijk is het logisch. We leven langer, dus moet de pensioenleeftijd meestijgen. Maar wat zijn de gevolgen van vergrijzing voor de samenleving? Het antwoord hierop helpt de pensioensector beter om te gaan met een steeds ouder wordende populatie. 

twee ouderen met handen als hartje

Nederlands en Zweeds onderzoek naar ouder worden geeft inzicht in die gevolgen. Dat we steeds ouder worden is een feit. De leeftijd waarop we sterven comprimeert bovendien sterk. Kindersterfte was aan het begin van de vorige eeuw nog erg hoog en ook de mortaliteit onder jong volwassenen was aanzienlijk. Inmiddels ligt de stervenspiek volledig bij ouderen. Die compressie van de mortaliteit betekent voor pensioenfondsen dat de kosten voor overlijdensrisicoverzekeringen lager zijn en dat het microlanglevenrisico (individueel sterftecijfer) verkleint.

Risico’s beter inschatten

We worden weliswaar steeds ouder, maar dat is eindig. Dat signaleren de onderzoekers Karin Modig van het Karolinska Institutet in Stockholm en Dorly Deeg van het VU MC in Amsterdam. Zo is de levensverwachting van honderdjarigen al sinds de jaren zeventig niet meer gestegen. In Zweden is de resterende levensverwachting voor mensen die honderd worden stabiel op iets minder dan twee jaar. Voor pensioenfondsen nemen de kosten dus wel toe door het stijgend macrolangleven (groepssterftecijfer), maar het staartrisico van mensen die veel ouder dan honderd jaar worden is er niet. Dat verklaart dat de kosten van macrolangleven nog niet extreem omhoog zijn geschoten. Het geeft ook aan dat meer genuanceerd kijken naar de vergrijzende samenleving bestuurders van pensioenfondsen kan helpen om de risico’s van micro- en macrolangleven beter in te schatten.

Overigens zijn deze waarnemingen gebaseerd op terugkijken in de statistieken, de toekomst kan er anders uitzien. Met name op het gebied van medische technologie en genetica kunnen doorbraken ervoor zorgen dat de levensverwachting beduidend verhoogt, tot ver voorbij de honderd jaar. Dat kunnen gamechangers voor onze samenleving zijn met even grote gevolgen voor arbeid en pensionering.

Minder roken, meer kennis

Een ander inzicht dat de onderzoekers bieden is dat de tijd totdat ziekten zich manifesteren weliswaar is toegenomen, maar dat geldt ook voor de tijd tussen ziekten en overlijden. Tal van ziekten en aandoeningen manifesteren zich op steeds latere leeftijd, met name doordat we steeds minder roken en meer kennis hebben over wat gezond is en wat niet. Echter, ook de kans op overleving is bij veel ziekten verbeterd. Zodat ook de kans op een langer leven na het krijgen van een ziekte is gestegen. Het aantal jaren met leven met minstens kleine beperkingen is toegenomen, maar ook het aantal jaren met zware beperkingen is gestegen. Onderzoekster Deeg schrijft het feit dat we langer leven dan ook niet toe aan gezonder zijn. We leven langer doordat we zieken langer in leven kunnen houden, concludeert zij.

Perceptie gezondheid

Ze onderschrijft dan ook niet als vanzelfsprekend de conclusie dat het verstandig is om de officiële pensioengerechtigde leeftijd te koppelen aan de levensverwachting om de risico’s van macrolangleven te beperken. Ook het Zweedse onderzoek brengt nuances aan. Ook al is er een sterke compressie in overlijdensleeftijd, er blijven wel verschillen bestaan tussen verschillende groepen. Dat is ook het geval als het gaat om de perceptie van de eigen gezondheid. Het percentage ouderen dat de eigen gezondheid als goed inschat is gestegen. Die waarneming wordt gedaan in de hogere echelons. In de onderste echelons is het percentage personen dat de eigen gezondheid als slecht beoordeelt niet veranderd. Dat betekent dat de gezondheidswinst niet per se lineair of over de hele linie wordt gerealiseerd. Een relatief kleine groep legt beslag op een relatief groot deel van de gezondheidszorg.

Arbeidsongeschikt

De doorgevoerde koppeling van levensverwachting en pensioen staat nu weer ter discussie, ook omdat het economisch weer beter lijkt te gaan. Meerdere partijen signaleren dat bepaalde beroepsgroepen de beoogde hogere pensioenleeftijd niet werkend halen en arbeidsongeschikt raken. Nuancering, differentiatie en flexibiliteit lijken het devies. De pensioenleeftijd van 65 is vastgesteld in het midden van de jaren vijftig, toen de levensverwachting net boven de zeventig jaar lag. Inmiddels is daar vijftien jaar bijgekomen. Tot de recente verhoging naar 67 jaar, bijna zestig jaar lang, stond de pensioenleeftijd niet of nauwelijks ter discussie.

Model risicopooling herzien

Feit blijft dat we langer gezond blijven en dat we beter herstellen van ziekten. Dat maakt het mogelijk dat we langer doorwerken. Daarbij moeten we ons bewust zijn van de gevolgen als we de verhoging van de pensioenleeftijd uniform doorvoeren. Er is bijvoorbeeld een aanzienlijke discrepantie tussen mensen met een hoog en mensen met een laag inkomen, bijvoorbeeld als het gaat om gezondheid, levensverwachting en toegang tot kennis. Daarom moeten we in de toekomst het traditionele model van risicopooling wellicht herzien. Doen we dat niet, dan kunnen er onbedoelde verschuivingen plaatsvinden tussen de verschillende groepen in de samenleving en dat zou onrechtvaardig zijn.

Ook verschenen in deze reeks