Pensioenfondsen worden architect en begeleider van de financiële oudedagsplanning van hun deelnemers
Na vijftien jaar polderen is er dan eindelijk een nieuw toekomstbestendig pensioencontract. Er leven veel vragen over de technische uitwerking en transitie. En wat komt er op de langere termijn op pensioenfondsbestuurders af? Met Theo Kocken en Roel Mehlkopf verkennen we hier een aantal thema’s die we de komende periode verder uitdiepen.
Na vijftien jaar polderen is er dan eindelijk een nieuw toekomstbestendig pensioencontract. Nu deze historische mijlpaal is bereikt ligt de focus logischerwijs nog op de korte termijn. Er leven veel vragen over de technische uitwerking en transitie. Maar wat komt er op de langere termijn op pensioenfondsbestuurders af? Met Theo Kocken en Roel Mehlkopf verkennen we een aantal thema’s die we de komende periode verder uitdiepen.
Herstel van vertrouwen vergt nog tien tot vijftien jaar
Roel Mehlkopf: “Ook jongeren hebben een negatief beeld van pensioen. Uit polls blijkt dat een behoorlijk deel van de jongeren denkt dat als zij eenmaal aan hun pensioen toe zijn, de pot dan leeg is. Dit beeld wordt sterk gekleurd doordat pensioen zo vaak negatief in het nieuws is. Hoe pensioen voor henzelf geregeld is, vinden ze vaak onduidelijk. Ze zien op hun loonstrook dat ergens premie voor wordt betaald, dat de werkgever daar wat bijlegt is al veel minder zichtbaar en de link leggen met wat je hiervoor uiteindelijk terugkrijgt is al helemaal complex. In het nieuwe contract wordt het veel persoonlijker. Je kunt echt inzichtelijk maken dat je met de inleg een persoonlijk vermogen opbouwt. Een behoorlijk kapitaal waar je na je pensioen van kunt leven. Het staat als het ware al op je bankrekening, maar je kunt het nog niet opnemen. Ik denk dat als we over een jaar of tien à vijftien weer dit soort polls doen, de mening van jongeren over pensioen een stuk positiever zal zijn.”
Theo: “Dat lijkt wellicht een lange periode, maar dat zal voor herstel van vertrouwen echt wel nodig zijn. Ook omdat we eerst nog een lastige transitieperiode voor de boeg hebben, waarin mensen moeten ‘invaren’ van de ene regeling naar de andere. Daar zitten veel haken en ogen aan en het zal hier en daar zeker nog leiden tot negatief sentiment. Dat is de paradox: we zijn allemaal heel blij met dit nieuwe contract, maar de weg er naar toe zit vol valkuilen.”
In het nieuwe contract krijgen pensioenfondsen veel meer eigen verantwoordelijkheid. Ze mogen veel meer zelf bepalen hoe ze bepaalde doelen voor verschillende leeftijdsgroepen willen realiseren, zelf afwegingen maken. Je wordt meer de begeleider, de architect van de financiële oudedagsplanning van je deelnemers, in plaats van dat je iets uitvoert dat volledig is ingekaderd door de wetgever.
Pensioenfondsen krijgen een soort zorgplicht
Roel: “In het nieuwe contract krijgen pensioenfondsen veel meer eigen verantwoordelijkheid. Ze mogen veel meer zelf bepalen hoe ze bepaalde doelen voor verschillende leeftijdsgroepen willen realiseren, zelf afwegingen maken. Je wordt meer de begeleider, de architect van de financiële oudedagsplanning van je deelnemers, in plaats van dat je iets uitvoert dat volledig is ingekaderd door de wetgever. Nu legt die wetgever heel erg op hoe die oudedagsvoorziening eruit moet zien. Dat is van oudsher een vaste uitkering. Dat heeft er in de loop van de jaren voor gezorgd dat de regelgeving voor pensioenfondsen flink is dichtgetimmerd door de wetgever. In de nieuwe situatie kun je veel meer kanten op. Voor pensioenfondsen wordt het belangrijker om bij deelnemers expliciet hun voorkeuren op te halen, óók voor het vaststellen van de uitkeringshoogte: hoe wil je na je pensioen je uitkeringen verdeeld hebben over de tijd? Gematigd in het begin en steeds meer in de toekomst of juist andersom?”
Theo: “Pensioenfondsen krijgen eigenlijk een soort zorgplicht. Niet zozeer op het niveau van het individu zoals je bij financiële planning voor particulieren hebt, maar wel op het niveau van generaties. Ik voorzie dat het toezicht daar ook meer op gericht zal worden. Heb je als pensioenfonds je deelnemers voldoende geconsulteerd, hoe borg je dat de juiste keuzes worden gemaakt? Dat soort dingen. Hoe dan ook is het natuurlijk gewoon positief en leuk voor pensioenfondsen. Tot nu toe was het erg rigide en rationeel, je moest de dekkingsgraad halen. Als dat niet lukte voelde dat als falen, terwijl je wel alternatieven zag maar die mochten dan niet van DNB. Nu kun je die alternatieven wél ontwikkelen. Uitdaging daarbij is dat je alert blijft op cognitieve valkuilen en dus bijvoorbeeld niet te veel blijft hangen in een aanpak omdat je het altijd al zo deed.”
Korten zal gewoner en (uiteindelijk) meer geaccepteerd worden
Theo: “Het is het mantra van het nieuwe contract: er is straks meer kans op indexatie, maar ook meer kans op korten. Ook dit is een aspect waar veel mensen niet een-twee-drie aan gewend zullen zijn. Mensen moeten de mentale switch maken dat ze geen recht op een vaststaand pensioeninkomen hebben, maar dat er met hun ingelegde premie een persoonlijk vermogen wordt opgebouwd. Hoe groot dat vermogen zal zijn is onzeker. Dat is een flinke stap als je ziet hoeveel gewicht korten de laatste jaren krijgt. Politieke druk, negatieve berichten in de media. Korten voelde als falen voor pensioenbestuurders.”
Roel: “In de nieuwe werkwijze zal korten bij wijze van spreken business as usual worden. Een geaccepteerd tijdelijk gevolg van een langetermijnstrategie. Maar anders dan nu zal de dynamiek van korten minder dramatisch zijn. Nu is het nog zo dat in een slechte economie veel fondsen tegelijk in onderdekking komen en vervolgens vijf jaar later allemaal tegelijk moeten gaan korten op al hun deelnemers. In het nieuwe contract is dit veel diffuser. Het kan zo zijn dat de ene leeftijdsgroep wel gekort moet worden, maar de andere niet. Dit omdat je per leeftijdsgroep een ander beleid uitvoert. Het is dan natuurlijk wel essentieel dat je dit goed onderbouwd en overtuigend kunt uitleggen aan je deelnemers.”
Theo: “Meer filosofisch beschouwd is het essentieel dat we deelnemers ervan doordringen dat de enige zekerheid die er is fundamentele onzekerheid is. Ik verbaas me er toch steeds weer over hoe stellig en absoluut mensen maar ook instituties over de toekomst praten. Ter illustratie: dertig jaar geleden stond de rente op 9%, als je toen aan een miljoen mensen had gevraagd hoe hoog volgens hen de rente vandaag zou staan, zou van die miljoen mensen er niet één hebben gezegd dat de rente nu op minus 0,5 zou staan. Of als je mensen in de jaren vijftig had gevraagd hoeveel verwachte levensjaren we anno 2020 na 65 jaar zouden hebben, hadden er ook niet veel 21 jaar gezegd, want het was toen nog rond de 14 jaar. Het bewijst dat we gewoon echt niets weten van de toekomst. Dan moet je ook niets over periodes van 30 jaar en veel langer beloven, alleen ambitie uitspreken.
Meer filosofisch beschouwd is het essentieel dat we deelnemers ervan doordringen dat de enige zekerheid die er is fundamentele onzekerheid is.
Consultatie van en communicatie met deelnemers is essentieel
Theo: “Het is niet voor niets dat niet alleen financiële en pensioenexperts aan de uitwerking van het akkoord hebben gewerkt, maar ook communicatiespecialisten. Want dit is een toekomstbestendig contract dat eerlijk uitpakt voor alle generaties. Het is niet meer mogelijk een sigaar uit andermans doos te geven. De rekening voor het veilig stellen van pensioen voor de oudere generatie wordt niet bij jongeren neergelegd. Maar het vergt wel een andere manier van denken, een andere manier van kijken naar pensioen en een andere manier van communiceren. Je moet als pensioenfonds je verhaal dus goed op orde hebben, een goede dialoog hebben met je deelnemers, ze consulteren. De huidige manier van deelnemersonderzoek volstaat niet. Er is verdieping nodig.”
Roel: “Een goede exercitie voor pensioenfondsbestuurders is om een stuk of vijf stress-scenario’s uit te werken en te doorleven. Waarbij je jezelf de vraag stelt: als dit uitkomt, kunnen we dat dan uitleggen aan de deelnemers? Het kan bijvoorbeeld zijn dat in een bepaald scenario de ene leeftijdsgroep wel gekort wordt en de andere niet. Het kan immers zo zijn dat je voor de ene leeftijdsgroep bepaalde risico’s wel wil afdekken, waar je dat bij een andere leeftijdsgroep niet nodig vindt. Maar in een bepaald scenario leidt dit tot korten op een specifieke leeftijdsgroep. Kan ik in alle situaties helder en logisch uitleggen waarom dat het geval is? Dat is een mooie check om te toetsen of je beleid toekomstbestendig is.”