Direct naar inhoud

Huiver voor lokale-valutalening blijft hardnekkig

Leningen in ontwikkelingslanden zijn nog te vaak in harde valuta als dollars of euro’s. Psychologische valkuilen zijn hierin een belangrijke boosdoener.

Banken dragen met ontwikkelingsfinanciering bij aan de economie in de derde wereld. In ontwikkelingslanden is het immers veel minder vanzelfsprekend dat ondernemers en consumenten geld kunnen lenen. Die leningen zijn echter nog te vaak in harde valuta als dollars of euro’s.  

Diverse soorten papieren valuta

Ondernemers in veel Afrikaanse en Oost-Europese landen zijn afhankelijk van ontwikkelingsbanken die de lokale kredietverlening ondersteunen. Nog te vaak blijken leningen in dollars of euro’s te worden verstrekt in plaats van lokale valuta’s. Het risico op koersschommelingen van lokale munten komt daardoor terecht bij ondernemers en consumenten uit ontwikkelingslanden zelf.

 

Zo dragen ondanks alle goede bedoelingen de zwakste schouders uiteindelijk het valutarisico, ondanks dat dit in veel gevallen niet meer nodig is. Ontwikkelingskenner Per van Swaay van TCX en gedragseconoom Thomas van Galen van de Vrije Universiteit Amsterdam zien psychologische valkuilen als belangrijke boosdoener en bieden oplossingen vanuit de economische psychologie.

Geen alternatief

Dat er in de beginperiode van financiering in ontwikkelingslanden uitsluitend harde-valutaleningen verstrekt werden is logisch, aldus Van Swaay en Van Galen. “Veertig, vijftig jaar geleden was er geen alternatief. Als een lokaal energiebedrijf een waterkrachtcentrale wilde bouwen werd dat door ontwikkelingsbanken gefinancierd met Amerikaanse dollars. Als ze dat geld in lokale valuta zouden uitlenen zouden ze een valutarisico lopen dat ze niet konden dragen. Destijds waren er ook geen mogelijkheden om dat risico door anderen te laten afdekken. Door dit soort leningen in harde valuta aan te bieden kwam het wisselkoersrisico wel te liggen bij het lokale energiebedrijf, dat het weer afwentelt op degene die dat het minste kan dragen, namelijk de consument of ondernemer in het ontwikkelingsland zelf. Want dat is degene die na een valutaschok zijn energierekening ziet stijgen.”

Sterk veranderde omstandigheden

Het probleem dat Van Swaay en Van Galen signaleren is dat de praktijk uit de begintijd van de ontwikkelingsfinanciering nog steeds vaak wordt gevolgd, ondanks de sindsdien sterk veranderde omstandigheden. Zo kunnen nu alle ontwikkelingsbanken in lokale valuta uitlenen. Vandaag de dag zijn er partijen zoals TCX die speciaal zijn opgericht om het valutarisico te kunnen overnemen, zodat bank noch consument het hoeft te dragen. Ondanks deze nieuwe mogelijkheden houden banken vast aan leningen in harde valuta omdat ze gewend zijn om geld overwegend uit te lenen in dollars. Dat geldt overigens ook voor leningnemers uit ontwikkelingslanden die met het valutarisico blijven zitten.

Overgang groot en moeizaam

Het blijkt bijzonder lastig die bestaande praktijk te veranderen. “Dat is de cognitieve bias van de status quo. Als je altijd gewend bent om het op die manier te doen en er komt opeens een oplossing in de vorm van TCX-dienstverlening, dan is het heel moeilijk om mensen van de bestaande praktijk af te brengen. Die moeten zich dan gaan verdiepen in andere contractenvormen en aan eindgebruikers uit gaan leggen waarom het beter is om ineens met lokale valuta te werken. Hetzelfde geldt voor lokale bedrijven. Dollarleningen met hoger risico, maar met lagere rentes waren en zijn de norm. De overgang naar lokale-valutaleningen met weliswaar een hogere rente en daardoor ogenschijnlijk duurder, maar zonder enig valutarisico blijkt dan toch groot en moeizaam.”

Per Swaaij, TCX Fund

Holistisch denken is moeilijk

Van Swaay stelt dat de enorme ontwikkelingsindustrie die is opgebouwd nog vastzit in een manier van denken ‘die verre van optimaal en bovendien achterhaald is’. Volgens Van Galen is het voor mensen überhaupt moeilijk om holistisch te denken. “We knippen zaken liever op in onderdelen, bijvoorbeeld bij het beleggen in categorieën als aandelen, obligaties en cash. Maar het risico bestaat dat door de valkuil van mental accounting we de verbanden tussen de radertjes uit het oog verliezen. De holistische blik op de vraag wie het risico het beste kan dragen raakt onbedoeld uit het zicht. Banken en andere financieringsinstituten bestaan uit onderdelen, afdelingen en individuele functionarissen. Die kiezen in de praktijk vanuit de valkuil ambiguïteitsaversie toch voor iets wat ze al kennen, in dit geval een dollar- of eurolening. De klant is vaak al lang blij dat hij de financiering krijgt en de functionaris van de ontwikkelingsbank is voldaan dat hij weer iemand heeft kunnen helpen, ook al is dat misschien niet op de allerbeste manier.”

Structurele ommezwaai realiseren

Mede als gevolg van dergelijke gedragspatronen blijft de ontwikkelingssector grotendeels op dollars en euro’s ingericht. ”Daarin speelt ook de valkuil van het groepsdenken een rol. Financieren in harde valuta is nadelig voor de lokale economie en voor de consument en toch benutten ontwikkelingsbanken het alternatief veelal niet. Banken kijken naar elkaar om te zien wie de eerste stap zal zetten, met name daar waar de overgang naar lokale valuta een structurele, sectorbrede verandering vereist zoals bijvoorbeeld in de energiesector. Ontwikkelingsbanken nemen op dat structurele en strategische niveau vaak een afwachtende houding aan, terwijl op individueel en afdelingsniveau andere prioriteiten simpelweg zwaarder wegen. Zo blijft een voor lokale economieën schadelijke en inmiddels onnodige praktijk grotendeels voortduren terwijl het overheersende doel toch is om mensen zo goed mogelijk te helpen. Het gebeurt vanuit de beste intenties, dat staat buiten kijf. Maar je kan je ook als ontwikkelingsbank afvragen of je niet jezelf moet willen overwinnen om en structurele ommezwaai te realiseren.”

Investeren in oplossingen

Ondanks de hardnekkigheid van de status quo worden er hier en daar kleine en soms zelfs flinke stappen gezet naar financiering in lokale valuta, zegt Van Swaay. “Bijvoorbeeld in microkredieten, waar tegenwoordig vrijwel alles in lokale valuta wordt gedaan. Daarnaast zie je steeds vaker hele specifieke initiatieven. Een mooi voorbeeld is Nepal waar de overheid voor kleine energieprojecten alleen nog maar lokale-valutacontracten uitgeeft. Dat heeft tot gevolg dat projecten ook moeten worden gefinancierd met lokale valuta. Zo ‘dwingt’ de markt de ontwikkelingsbanken- voor zover die nog een rol spelen naast lokale banken – in lokale valuta te lenen. Daarnaast zie je dat het onderwerp – mede als gevolg van regelmatige valutacrises en de schade die die berokkenen – een steeds prominentere rol krijgt op de ontwikkelingsagenda. Ontwikkelingsbanken zijn zich steeds bewuster van hun rol en verantwoordelijkheid op dit vlak en de bereidheid om te investeren in structurele oplossingen wordt steeds groter.”

Dollarlening lijkt goedkoper

“Anderzijds zie je dat ondernemers als ze de keuze hebben zelf ook voor dollarfinanciering kiezen, ondanks het hogere risico. Een illustratief voorbeeld is de snelgroeiende sector van kleine solarbedrijven in met name Afrika die veelal in China gekochte zonnepanelen lokaal verhuren in afgelegen dorpen voor elektriciteitsopwekking. Ondanks dat deze bedrijven uitsluitend verhuurinkomsten in lokale valuta hebben, kiezen ze toch nog regelmatig voor financiering in harde valuta. Een zeer belangrijke factor daarin is dat de dollarlening door de lagere nominale rente goedkoper lijkt dan dezelfde lening in lokale valuta. Die laatste heeft immers vanwege inflatie en depreciatieverwachtingen een hogere nominale rente. Bedrijven hebben bijvoorbeeld de keuze tussen een dollarlening met 10% rente en een Tanzaniaanse-shillinglening met 18% rente. Beide leningen zijn in verwachting en rekening houdend met inflatie en depreciatie op termijn even duur, maar de dollarlening is aanzienlijk risicovoller. Toch zijn de lokale ondernemers moeilijk aan de lokale shilling te krijgen. Vanuit psychologisch perspectief is dit verklaarbaar vanuit de evaluability hypothese. Doordat het verschil in rente makkelijk te evalueren is maar het risico van de dollarlening moeilijk, baseren ze hun afweging uitsluitend op de rente.”

Buiten de comfortzone

Volgens Van Galen klampt niet alleen de lokale ondernemer zich vast aan de dollar. “Ook de ontwikkelingsbanken vinden het moeilijk om een 18%-lening aan te bieden. Ook daar zijn bankiers en managers zo vergroeid met het dollarproduct dat de stap naar aanbieden van lokale valuta, laat staan het aanprijzen ervan, een grote is. Het onderwerp ligt buiten de comfortzone. Door confirmation bias hebben mensen de neiging om argumenten die tegen hun mening indruisen te negeren. Zodoende zijn bestaande overtuigingen omtrent bijvoorbeeld de vermeende complexiteit en kosten hardnekkig, hoe achterhaald of onjuist ze ook zijn.”

Thomas van Galen

Psychologische barrière

Gegeven de vele mentale drempels die de gang naar lokale valuta door zowel aanbieders als afnemers belemmeren lijkt het van hogerhand verplichten om in lokale munt te investeren de enige mogelijkheid om uit de impasse te geraken. Een eerdere poging om een Code of Conduct te introduceren voor lokale valuta stuitte binnen de gemeenschap van ontwikkelingsbanken op te veel bezwaren. Toch denkt Van Swaay dat uitsluitend het blijven benoemen van de duurzame voordelen van lokale-valutafinanciering niet voldoende is om bankiers bij een bepaalde instelling over te halen. “Als het gaat om het loslaten van oude gewoontes moet er kennelijk ook een psychologische barrière worden geslecht.” Van Galen ziet wel wat in een nee-tenzij-regeling voor harde valuta. “Leningen in de lokale munt worden dan de default. Je bent dan verplicht om in lokale valuta uit te lenen, tenzij je aan kunt tonen dat het beter is voor alle betrokkenen als je in dollars of euro’s uitleent.”

Durf, zelfregulering en incentives

Van Swaay is zich ervan bewust dat de missie van TCX – het bevorderen van lokale-valutafinanciering – soms wordt gezien als een side show. “Dit omdat het primair om de bestemming van de financiering gaat en daarmee al een aantal belangrijke doelen worden bereikt. Het gaat hier echter om het verschil tussen op zichzelf noodzakelijk en uitstekend bankierswerk en het kiezen voor de werkelijk meest verantwoorde, goed doordachte en duurzame vorm van ontwikkelingsfinanciering. De weg daarheen heeft rationele en irrationele hindernissen. Het overkomen daarvan vergt een combinatie van durf, zelfregulering en waar nodig op menselijke psychologie gerichte incentives.”